4. Configuratie
4.1. Bijwerken naar de nieuwste firmware
Werk alle onderdelen bij naar de nieuwste firmwareversie:
GX-apparaten: Venus OS v2.15 of nieuwer.
Bijwerken van een CCGX van v1.74 naar een nieuwere versie vereist eenmalig handmatig opwaarderen. Dit kan niet automatisch uitgevoerd worden. Instructies om op te waarderen naar v2.00 kunnen hier gevonden worden.
Multi, MultiGrid, MultiPlus of Quattro: 422 of nieuwer. Bijwerken via VictronConnect (download de VictronConnect instellingshandleiding voor VE.Bus-producten hier) of gebruik Remote VE.Bus firmware-updates.
PV-laders, VE.Can of VE.Direct, moeten voorzien zijn van hun nieuwste firmwareversie.
Zie de Firmware-sectie in Victron Professional voor firmwarebestanden en instructies.
4.2. Multi/Quattro en ESS-assistent
Instellingen die in VEConfigure gemaakt moeten worden:
Tabblad Elektriciteitsnet: de landcode instellen. Een wachtwoord is vereist: vraag deze aan bij de leverancier. Meer informatie in VEConfigure: elektriciteitsnetcodes & stroomuitvaldetectie.
Opmerking: Als deze instelling op “Geen” staat, levert het systeem geen accu-energie ter ondersteuning van lokale AC-belastingen als het elektriciteitsnet is aangesloten. Deze instelling moet gewijzigd worden, zelfs als het de bedoeling is om DC-energie niet naar het elektriciteitsnet te exporteren.
De ESS-assistent toevoegen: Hoe een assistent toevoegen van start tot finish
Algemeen tabblad: de ESS assistent heeft de ingebouwde accumonitor van de MultiPlus/Quattro geactiveerd. Laat het op ingeschakeld staan (!), zelfs als er een BMV of intelligente CAN-bus-aangesloten accu in het systeem zit.
Tabblad Acculader: de ESS assistent heeft het juiste accutype al geselecteerd én de opslagmodus uitgeschakeld. Verifieer en wijzig waar nodig de rest van de instellingen: laadspanningen & maximale laadstroom.
Houd er rekening mee dat voor systemen met de ESS assistent geïnstalleerd, de MPPT zonneladers de laadcurve zoals ingesteld in VEConfigure volgen. De laadparameters die zijn ingesteld in de MPPT-zonneladers worden genegeerd in een ESS opstelling.
Het instellen van alle andere instellingen.
Opmerkingen met betrekking tot de invoerstroomlimiet en PowerAssist:
Instellingen invoerstroombegrenzer: De ingestelde limiet wordt gebruikt als de drempel voor AC-stroom bij de AC-ingang van de Multi/Quattro. Houd er verder rekening mee dat:
Belastingen parallel met de Multi/Quattro worden niet meegerekend: installeer daarom alle belastingen op de AC-uitgang van de Multi of Quattro in systemen die een AC-invoerstroombeperking vereisen. Bijvoorbeeld - systemen waarop een kleine AC-belasting is aangesloten.
De stroombegrenzer wordt gebruikt voor beide richtingen van de stroom.
De PowerAssist-instelling in VEConfigure3 wordt uitgeschakeld en genegeerd als ESS is geïnstalleerd.
De dynamische stroombegrenzer: de dynamische stroombegrenzer in VEConfigure3 wordt uitgeschakeld en genegeerd als ESS is geïnstalleerd.
Opmerkingen met betrekking tot alarmmeldingen bij lage accu spanning:
Alarmmeldingen voor een lage accuspanning gaan af als de accuspanning onder het dynamische afsluitniveau plus de herstartcompensatie daalt. Deze is standaard ingesteld op 1,2 Volt voor een 48 V-systeem. Net als de afsluitspanning is het niveau van het spanningsniveau voor alarmmeldingen ook dynamisch.
Er is geen hysterese: de waarschuwing verdwijnt als de spanning weer stijgt.
Tijdens deze alarmmelding, ook wel vooralarm genoemd, knippert de rode LED op de Multi, en optioneel toont het GX-apparaat een melding. Voor de meeste ESS systemen wordt aanbevolen om die melding op het GX-apparaat uit te schakelen. Zie de FAQ Q5.
De gerelateerde parameters op het tabblad Omvormer, dat wil zeggen de DC-ingangsuitschakeling bij lage stroom, herstarten en vooralarmwaarden zijn niet van toepassing. Ze worden genegeerd wanneer de ESS assistent is geïnstalleerd.
Algemene aantekeningen:
Het PV-vermogen afkomstig van een netstroomomvormer, die parallel is aangesloten of op de AC-uitgang, wordt gebruikt om de accu op te laden. Laadstroom- en andere laadparameters worden ingesteld op het tabblad Acculader in VEConfigure3.
Zorg ervoor dat het selectievakje Lithiumaccu's op de acculaderpagina overeenkomt met de accukeuze in de assistent.
Controleer bij gebruik van een VE.Bus BMS en een Multi Compact de DIP-schakelaars: DIP-schakelaar 1 moet ingeschakeld zijn en DIP-schakelaar 2 moet uitgeschakeld zijn.
4.3. GX-apparaat - ESS-instellingen
Navigeer naar Instellingen → ESS om dit menu te zien:
4.3.1. Modus
Geoptimaliseerd (met BatteryLife) en geoptimaliseerd (zonder BatteryLife)
Op momenten dat er teveel PV-vermogen is, wordt de PV-energie opgeslagen in de accu. Die opgeslagen energie wordt dan gebruikt om de belastingen te voeden op momenten dat er een tekort aan PV-vermogen is.
Houd accu's opgeladen
De enige perioden waarin de accu wordt ontladen, zijn wanneer er storingen optreden in het elektriciteitsnet. Zodra het elektriciteitsnet is hersteld, worden de accu's opgeladen met stroom van het elektriciteitsnet en natuurlijk ook zonne-energie, indien beschikbaar.
Externe regeling
De ESS-regelingsalgoritmen zijn uitgeschakeld. Gebruik dit bij het zelf implementeren van een regelkring. Meer informatie.
BatteryLife
Zie hoofdstuk 6.2 voor meer informatie over de werking van BatteryLife. Met andere woorden, schakel BatteryLife in voor deze technologieën:
OPzV, OPzS
GEL / AGM
Victron 12,8 V-lithiumaccu's en andere lithiumaccu's met passieve celbalancing
Omdat het geen goed idee is om een accu leeg te laten, zonder reservestroom in geval van stroomuitval, raden we aan om BatteryLife ook ingeschakeld te houden voor de volgende accutechnologieën:
Lithium met actieve celbalancering
BatteryLife kan in deze gevallen echter worden uitgeschakeld.
4.3.2. Netstroom meten
Selecteer externe meter wanneer een externe meter zoals een EM540 geïnstalleerd werd, zoniet laat de instelling op Omvormer/Lader.
Alle belastingen en (optionele) netgeschakelde omvormers moeten in een systeem zonder Victron-netstroommeter op de AC-uitgang worden aangesloten. Zie het voorgaande deel van de handleiding voor meer informatie.
4.3.3. Omvormer AC-uitgang in gebruik
Als u dit instelt op “Uitgeschakeld”, verbergt u de AC-uitgang afbeelding in het overzichtsvenster. Gebruik dit in systemen waar niets verbonden is op de uitgang van de Multi of Quattro, wat typisch is voor bepaalde netparallelle systemen in West-Europa.
4.3.4. Eigen verbruik van accu
Deze instelling laat ESS toe alleen accuvermogen voor essentiële belastingen te gebruiken. Het laat ook toe accubanken op maat te maken om cruciale belastingentijdens de nacht te voeden zonder dat de accu ontladen wordt door niet-essentiële belastingen.
Dit is relevant voor ESS-systemen met:
Een netstroommeter
Tamelijk belangrijke niet-essentiële belastingen
Teruglevering uitgeschakeld
Instellingsopties zijn:
Alle systeembelastingen (standaard)
Alleen cruciale belastingen
Dit menu-item is alleen zichtbaar als 'omvormer AC-uitgang in gebruik' uitgeschakeld is.
4.3.5. Teruglevering overtollige zonne-energie.
Stel in op “Aan” om de zonnelader altijd op het maximale stroompunt te laten werken. De eerste prioriteit is het voeden van de belastingen en de tweede prioriteit is het opladen van de accu. Als er meer stroom beschikbaar is wanneer aan deze twee prioriteiten wordt voldaan, wordt die stroom naar het elektriciteitsnet gevoerd.
Houd er rekening mee dat bij het inschakelen van deze optie de DVCC-laadstroomlimiet die is geconfigureerd onder 'Instellingen → Laadstroom beperken' niet actief is. De zonnelader zal op vol vermogen werken voor maximale teruglevering aan het elektriciteitsnet. Het is raadzaam om een veilige limiet op de zonneladers in te stellen bij gebruik in combinatie met een kleine accubank.
4.3.6. Meerfasen regeling
Zie hoofdstuk 7.
4.3.7. Minimale laadstatus (tenzij het net uitvalt)
Instelbare minimale laadtoestand-limiet. Ook al is BatteryLife in- of uitgeschakeld, zal het ESS de belasting uitschakelen zodra de laadtoestand onder de ingestelde waarde is gedaald - behalve wanneer het elektriciteitsnet is uitgevallen en het systeem op de omvormermodus draait. In dit geval zal de accu blijven ontladen totdat een van de andere drempelwaarden is bereikt. Zie hoofdstuk 6.1 voor meer informatie.
4.3.8. Piekbelasting vermijden
(Geldt alleen als BatteryLife is ingeschakeld - het is steeds ingeschakeld in 'Modus accu's opgeladen houden')
Door piekbelasting vermijden-optie te gebruiken is het mogelijk het systeem steeds in PowerAssisting te houden wanneer de belastingen de AC-invoerstroomlimiet overschrijden en het vereist is, of alleen boven de minimale laadtoestand parameter.
Zodra de piek afgelopen is, wordt de accu opnieuw opgeladen met het net, terwijl nog steeds voorrang wordt gegeven aan PV.
Let op dat er 5% hysteresis is; als de minimale laadtoestand ingesteld is op 50% begint het herladen naar die 50% pas als de accu laadtoestand (door piekbelasting) gezakt is naar 45%.
Let ook op dat dit werkt voor de cruciale belastingen op de AC-uitvoer alleen, niet voor belastingen die verbonden zijn met een energiemeter.
De standaard instelling bij het gebruik van de geoptimaliseerde modi is “Alleen boven minimale laadtoestand.” Gebruik deze optie bij systemen die geen piekbelasting vermijden.
4.3.9. Actieve limiet van laadstatus
(Geldt alleen als BatteryLife is ingeschakeld)
Dit percentage toont de maximale bruikbare capaciteit van het systeem - die nooit meer dan 80 % zal zijn.
Gebruik deze instelling om de huidigge laadstatus van BatteryLife te zien.
4.3.10. BatteryLife-stadia
De verschillende BatteryLife-stadia zijn:
Zelfverbruik: normale werking - ontlading toegestaan.
Ontlading uitgeschakeld: de accu is ontladen tot de huidige SoC-limiet. (Het stadium keert terug naar zelfverbruik wanneer de SoC 5 % boven de vastgestelde limiet stijgt).
Langzaam opladen: Het ESS laadt de accu langzaam op wanneer de SoC meer dan 24 uur onder de huidige SoC-limiet ligt. Het zal langzaam opladen totdat de ondergrens is bereikt op welk punt het systeem opnieuw overschakelt naar Ontladen uitgeschakeld.
Sustain: de Multi/Quattro zal op de sustain-modus overgaan nadat de accuspanning de dynamische ontkoppelspanningwaarde heeft bereikt tijdens het ontladen.
Opnieuw opladen: Het ESS laadt de accu op tot de minimale SoC-limiet als deze meer dan 5 % lager is dan de minimale geconfigureerde SoC. Zodra de minimale SoC is bereikt, schakelt het systeem opnieuw over naar Ontladen uitgeschakeld.
4.3.11. Omvormerstroom beperken
Beperk het vermogen dat wordt opgenomen door de Multi, ofwel de stroom die wordt omgevormd van DC naar AC.
Opmerkingen:
Eer wordt geen rekening gehouden met de verliezen in de omvormer/acculader. Als u de hoeveelheid stroom die uit de accu wordt gehaald wilt beperken, moet u deze limiet iets lager instellen om deze verliezen te compenseren.
Er wordt geen rekening gehouden met het vermogen dat afkomstig is van de MPPT's. Het gebruik van deze functie in een systeem met MPPT kan ertoe leiden dat het uitgangsvermogen van de MPPT wordt verminderd.
Deze limiet geldt voor het vermogen dat uit de accu wordt gehaald en heeft invloed op het totaal van alle fasen.
Deze limiet is alleen van toepassing wanneer het is verbonden met de AC-ingang: In de omvormermodus bepalen de AC-belastingen hoeveel vermogen er uit de accu wordt gehaald.
4.3.12. Instelpunt elektriciteitsnet
Hiermee wordt het punt ingesteld waarop stroom uit het elektriciteitsnet wordt gehaald wanneer de installatie zich in de zelfverbruiksmodus bevindt. Als u deze waarde iets boven 0 W instelt, wordt voorkomen dat het systeem stroom teruglevert naar het elektriciteitsnet wanneer er sprake is van een overschot in de regeling. De standaardwaarde is daarom 50 W - maar moet op grote systemen op een hogere waarde worden ingesteld.
4.3.13. Teruglevering
De teruglevering kan via dit menu geregeld worden. Het laat de AC- en/of DC-gekoppelde PV teruglevering toe volledig gedeactiveerd te worden of het maximaal teruglever-vermogen beperkt te worden.
Terugleveren vindt alleen plaats als er voldoende overtollige PV-productie is om de belastingen volledig te voeden en de accu is geladen (of tegen zijn laadstroomlimiet).
De indicator actieve status begrenzing teruglevering toont enkel 'Ja' wanneer de begrenzing van teruglevering momenteel werkt. In alle andere gevallen wordt de status weergegeven als 'Nee'.
Opmerking: De begrenzing van de systeem teruglevering is een systeemdoel. Onder sommige omstandigheden, zoals een grote ontkoppeling van de belasting of een plotselinge toename van de zonne-energieproductie, kan de begrenzing kortstondig worden overschreden totdat het systeem in staat is de omvormeruitgang terug te regelen tot binnen de ingestelde limiet.
4.3.14. AC-gekoppelde PV - Geen of beperkte feed-in met Fronius AC PV
De AC-gekoppelde PV geen of beperkte feed-in-functie is specifiek ontworpen en het meest rigoureus getest met Fronius AC PV-omvormers.
De vroegste Fronius firmwareversie die u kunt gebruiken is 3.7.3-2
Als er meer dan één Fronius PV-omvormer aanwezig is in het systeem, zullen ze allemaal beperkt zijn
Zero feed-in wordt niet ondersteund op Fronius IG Plus-omvormers.
Wijzig de volgende instellingen in de Fronius-webinterface:
Stel in het instellingenmenu van Fronius Data, export via Modbus in op tcp.
Stel in hetzelfde menu Sunspec Model Type in op int + SF
In Instellingen→ DNO Editor, zorg ervoor dat in het gedeelte “Prioriteiten controleren”, “Regelen via Modbus” is ingesteld op prioriteit 1.
Merk op in Instellingen→DNO Editor, dat de standaard instelling voor Dynamic Power Reduction “Geen beperking/uit”, is. Wanneer u wenst dat de Fronius stopt met genereren wanneer communicaties verloren zijn (en niet langer instructies ontvangen via Modbus-regeling), dan moet bijkomend ook “Dynamic Power Reduction”, ingesteld worden.
Stel - voor deze werking - Exportbeperking in op “entireSystem” en DPL_SOFTLIMIT_POWERLIMIT op de export-vermogenbeperking (of 0).
Controleer vervolgens dubbel of aan alle bovenstaande criteria is voldaan. Het toont Feed-in beperking actief Nee als de firmwarevereiste is; de gegevensexport; of de instellingen van het Sunspec-modeltype zijn onjuist, of de units zijn uitgeschakeld (geen beschikbare PV), of de AC-ingang is losgekoppeld / niet beschikbaar.
Wanneer deze correct werkt zal Feed-in beperking actief Ja tonen
Gebruik geen Fronius Smart Meter om export te beperken als onderdeel van een Victron ESS-systeem. Meer details over wanneer een Fronius Smart Meter wel en niet kan worden gebruikt, worden hier uitgelegd.
4.4. GX-apparaat - Geplande oplaadniveaus
4.4.1. Inleiding
De instelling Gepland opladen bevindt zich in het ESS-menu van het GX-apparaat. Hiermee kunnen maximaal vijf geplande perioden ingesteld worden, wanneer het systeem stroom uit het elektriciteitsnet haalt om de accu op te laden. Dit wordt meestal gebruikt om de accu op te laden tijdens laag tarief tijdvensters . Stel voor elk schema een starttijd, duur, een laadtoestand-limiet (doel) en gedrag rond zelfverbruik-limiet.
Hoe werkt het?
Wanneer een laadtoestand-limiet is ingesteld voor een gepland laad tijdvenster, stopt het opladen wanneer de accu's de gevraagde laadtoestand bereiken.
Wanneer zelfverbruik boven limiet ingesteld wordt op PV wordt de accu niet ontladen tot het geplande tijdvenster stopt, maar beschikbare PV energie wordt gebruikt voor belastingen..
Wanneer zelfverbruik boven limiet ingesteld wordt op PV & accu wordt de accu ontladen voor zelfverbruik tot de laadtoestand-limiet, waarna alleen PV wordt gebruikt.
Door slim de laad tijdvensters te maken, bijvoorbeeld een gepland laadvenster met een lager laadtoestand-doel, na een ander tijdvenster met een hoger laadtoestand-doel, laat het systeem toe dat vermogen uit de accu wordt gebruikttot de lagere laadtoestand bereikt is.
Dit zorgt ook voor meer flexibele planning van de laad tijdvensters bij geplande stroomonderbrekingen (tijdelijke afsluiting-schema's). Bijvoorbeeld wanneer er een geplande stroomonderbreking is om 20:00 uur en opnieuw om 4:00 uur, kan er opnieuw geladen worden na de stroomonderbreking van 20:00 uur, maar niet na de stroomonderbreking van 4:00 uur. (omdat de zon dan binnenkort opkomt en PV het overneemt).
4.4.2. Configuratie
Gepland opladen is beschikbaar als onderdeel van ESS. Het is toegankelijk via de GX-apparaatmenu's onder Instellingen → ESS. Het is alleen beschikbaar als de ESS-modus is ingesteld op Geoptimaliseerd. Gepland opladen heeft natuurlijk geen zin als de modus is ingesteld op Houd accu's opgeladen.
U kunt in één oogopslag zien wat er is ingesteld, met een samenvatting van de startdag, tijd en duur.
Voor elk schema kan een specifieke dag van de week geselecteerd worden, elke dag van de week, of kan gekozen worden om op te laden op alle weekdagen of alleen in het weekend.
De Multi begint met opladen vanaf het elektriciteitsnet op de opgegeven starttijd en stopt na de ingestelde duur of wanneer de ingestelde laadtoestand-limiet is bereikt. De periode van de dag, de begintijd en de duur wordt aangeduid als een gepland laad tijdvenster.
Tijdens het opladen geeft de ESS-status aan dat het gepland opladen wordt uitgevoerd.
4.4.3. Opladen stoppen op basis van SoC
Wanneer een laadtoestand-limiet is ingesteld voor een gepland laad tijdvenster, stopt het opladen wanneer de accu's de gevraagde laadtoestand bereiken.
4.5. GX-apparaat - Andere instellingen
4.5.1. Instellingen -> Systeeminstellingen -> Type AC-invoer
Stel het type AC-ingang in op Aggregaat wanneer deze op een aggregaat is aangesloten. Het systeem schakelt vervolgens het opladen van de aggregaat in en belast het aggregaat op correct wijze tijdens het draaien.
Houd er rekening mee dat we aanraden om de aggregaat op de AC-in 1 aan te sluiten en het elektriciteitsnet op AC-in 2. De reden hiervoor is dat de Quattro de aggregaat dan voorrang zal geven boven het elektriciteitsnet. Die opstelling biedt maximale flexibiliteit (waardoor geforceerde aggregaat nterventie mogelijk is, zelfs wanneer het elektriciteitsnet beschikbaar is) en maximaliseert de regeling.
4.5.2. Instellingen - Aggregaat start/stop
Meer informatie over het regelen van de start/stop van het aggregaat op afstand is hier te vinden.
4.6. MPPT-zonnelader
In het ESS volgen de MPPT-zonneladers de laadcurve zoals ingesteld in VEConfigure. De laadparameters die zijn geconfigureerd in de MPPT-zonneladers worden genegeerd in een ESS-opstelling.
De laadstroommoet echter nog steeds worden geconfigureerd in de MPPT's.
MPPT met VE.Direct communicatiepoort
Er is geen speciale configuratie nodig.
MPPT met VE.Can-communicatiepoort
Er is geen speciale configuratie nodig. Zorg ervoor dat de instantie van het apparaat is geconfigureerd op 0 (de standaardinstelling). MPPT's in het VE.Can-netwerk geconfigureerd voor een ander apparaat worden niet ondersteund door het ESS.
4.7. Begrijpen van LED-codes tijdens ESS bedrijf
Als een Multi parallel werkt met het lichtnet (zoals tijdens ESS-modus) duiden de netspanning- en omvormer LED's de richting van de vermogenstroom aan. De volgende tabel beschrijft de overeenstemmende LED-codes, inclusief combinaties die niet specifiek zijn voor parallelle lichtnetbediening. Alle andere LED-indicaties worden hier niet behandeld en kunnen gevonden worden in de overeenstemmende omvormer/acculaderhandleiding.
Netspanning en omvormer LED-statussen | Beschrijving en vermogenrichting |
---|---|
Energie naar accu (zoals normaal opladen) | |
Vermogen naar de belastingen (gelijkaardig aan PowerAssist) | |
Rond het balanspunt | |
Vermogen naar het lichtnet | |
Resterende combinaties niet specifiek voor parallel naar de lichtnetbediening | |
De eenheid staat in alleen-ladenmodus maar is nog steeds uitgeschakeld. Lichtnetspanning wordt gedetecteerd maar is nog niet aanvaard | |
Slaaf (LED's knipperen traag en afwisselend) | |
Eenheid is uitgeschakeld | |
Omvormermodus | |
LED ingeschakeld LED knipperend LED uit |